In het Zuidoosten van Friesland tref je veel singels en/ of houtwallen. Het zijn vaak lange en smalle stroken in het landschap van grote en kleine bomen. Ook struiken komen hierin voor. Ook is er een netwerk van verbonden sloten, beken, kreken, poelen, moerasjes, rietlandjes en plasdras gebiedjes. Al deze elementen samen wordt in het agrarisch natuurbeheer ‘Dooradering’ genoemd.
Het diverse leefgebied vervult vele functies, zoals paai- en broedgebied, foerageergebied en schuilplaats. Vogels gebruiken houtsingels en struweel als hun broedgebied. Terwijl diezelfde elementen voor vleermuizen belangrijk zijn als voedselgebied en als oriëntering tussen de vaste rust- of verblijfplaatsen. De combinatie van droge en natte elementen naast elkaar is aantrekkelijk als voortplantingsbiotoop voor amfibieën. Terwijl de watergangen voor de vissen onmisbaar zijn als paai-, opgroei- en overwinteringsgebied.
Maar het leefgebied Dooradering is bovenal de ader in het landelijk gebied, welke de agrarisch natuur met elkaar en met de natuurgebieden in Fryslân verbindt.
Over het beheer van de 'Dooradering'
Bomen en struiken hebben het nodig om zo nu en dan gesnoeid te worden. Voor het landschap in Zuidoost-Friesland is het belangrijk dat er zowel open als dichte plekken zijn in bossen en singels. Maar ook voor de levensduur van een boom is het goed om zo nu en dan flink te snoeien. Dit ‘afzetten’ betekent dat bomen en struiken in zijn geheel wordt afgezaagd. Met als doel de boom of struik weer te laten uitlopen. Verschillende dieren en planten hebben hier profijt van.
Hoe wordt er beheerd?
De (elzen) singels
- Elzensingels en houtwallen worden eens in de 20-25 jaar helemaal gesnoeid (afzetten)
- Bij het afzetten blijven sommige oude bomen staan, als bron voor zaden en ter bescherming: dit zijn overstaanders. Landschappelijk zijn overstaanders ook gewenst
- Na zeven en na veertien jaar worden de singels en wallen flink op gesnoeid.
- Jaarlijks worden overhangende takken gesnoeid en bramen gemaaid.
Bosjes
- Erfafscheidingsbosjes, of houthakbosjes, worden een keer in de vijftien jaar fors uitgedund. Dit kan een gehele eindkap zijn (met uitzondering van overstaanders) of een dunning met eindkap van de rand.
Alleenstaande bomen
- Deze worden om de vijf, zeven of tien jaar in de top (of kroon) uitgedund. Het is afhankelijk van de dikte van de boom.
Poelen en klein historisch water (pingo)
Deze twee elementen zijn ook onderdeel van 'Droge dooradering'.
- Jaarlijkse beheer door het maaien van ruigtekruiden en rasterwerkzaamheden.
- Om de vijf jaar is er een grotere onderhoudsbeurt, met maaikorf wordt de watervegetatie verwijderd. De baggerlaag blijft intact.
- Eens in de tien jaar wordt als het bladafval als bagger verwijderd. Net als de bovenstaande aanpak moet dat er voor zorgen dat de poel weer voldoende open water krijgt en niet ‘verland’.
Bermen en waterranden
- Langs de sloten wordt een (kunst)mestvrije rand van 5 meter aangehouden zodat er meer soorten gras groeien (verschralen)
- De twee meter van de rand die het dichtst bij de sloot ligt mag jaarlijks niet vóór 15 juni gemaaid worden, in verband met broedende vogels en om als foerageergebied te dienen.
Sloten, beken
- De sloot wordt geschoond/ gehekkeld tussen 15 juni en 1 december. Riet en planten worden er uit gehaald.
- Daarbij wordt jaarlijks maar 50-80% van de sloot geschoond.